Projectje (#1)
- Anna Van Breugel
- 9 okt
- 1 minuten om te lezen
De wind speelde met haar bruine haren en liet ze om haar gezicht en hoofd heen dansen als waren het vlammen van een groot kampvuur in een open veld net voor de storm zou beginnen razen. Ze bliezen om haar heen, bleven aan haar mondhoeken hangen, vormden haar-draaikolken boven op haar hoofd en leken nooit weer gewoon te gaan liggen. Toch bleef ze onverstoorbaar voor zich uit kijken. Haar helderblauwe ogen lieten hem geen ogenblik los. Ze straalden doodsangsten uit. Ze lieten hem geen seconde met rust, ook niet nu hij ze al zo lang niet meer gezien had.Ā
Soms dreigde hij te vergeten hoe helder haar ogen wel niet waren. Hij piekerde over de krullen die zich om haar gezicht heen gevormd hadden, probeerde ze na te tekenen maar was nooit tevreden met het resultaat. De vloer van zijn slaapkamer was intussen bedekt met propjes tevergeefse pogingen. Alsof hij in een ballenbad sliep. Maar in plaats van plezier straalde elke bal falen uit, willen maar niet kunnen, willen koesteren maar los moeten laten, onder druk gezet door de tijd. De tijd die niet enkel zijn blessures heelde, maar ook zijn herinneringen verjaagt. Ingraaft. Onder een dikke laag zand en pijnstillers. En toch. Die blik. Hij was als aan de grond genageld vanaf het moment dat hun blikken elkaar kruisten.Ā
Haar volledige verschijning. Te mooi om waar te zijn, maar tegelijk ook niet helemaal juist of normaal. Alsof ze er niet thuis hoorde.Ā
Hij wist onmiddellijk dat hier meer aan de hand was, maar de vraag was nu alleen nog maar hoe hij dat ooit zou kunnen uitzoeken, en al zeker vanuit een ziekenbed.

Opmerkingen